Wij stellen u de Flamme Rouge voor. Het peloton is van een bende broers naar een boze zwerm gegaan. Iedereen vecht voor ruimte, iedereen vecht voor een wiel. Vergeet alle noties van solidariteit. Dit is een elleboogoorlog. Dit is de laatste kilometer. Dit is de Flamme Rouge.
"Snelheid?" merkte Jackie Stewart op, een paar maanden nadat hij in 1969 de eerste van zijn drie Formule 1-wereldtitels had gewonnen. “De hele zaak is het tegenovergestelde van snelheid. Snelheid bestaat voor mij niet tenzij ik slecht rijd. Dan lijken de dingen snel op mij af te komen in plaats van in slow motion voorbij te gaan. Qua vorm zie ik de dingen ver weg, tot in de kleinste details. Een hoek komt heel langzaam op me af... alles is duidelijk, niet gehaast of vervormd, als een vertraagde filmfilm.' Je weet wat er om je heen gebeurt, je bent je van sommige dingen bewust, maar er zijn geen details in je perifere zicht. Het is alleen wat er voor je ligt.
Het peloton gaat vol gas. Je blijft gefocust op de finish. Het is een vreemd gevoel. Je kunt de streep van de finishlijn zien, maar tegelijkertijd het peloton erachter horen. Je gaat er helemaal voor en kunt de laatste 200 meter niet sneller.
De sprinters verzamelen zich achter de leidende mannen – raketten die wachten tot de laatste brandstoftanks wegvallen.
Tussen jou en de overwinning liggen 200 meter lege weg. Wat zit er nog in die pompende benen?
“Helaas betrappen ze je.”
De sprinters worden losgelaten. Een inspanning van 12 seconden is alles wat ze nodig hebben. Hoofd laag over de tralies en legt elke meter af in minder dan 0,05 seconde. Het gaat er niet om hoeveel kracht ze kunnen leveren, maar om hoe snel ze kunnen accelereren.
Waar in het lichaam sterf je het eerst – in schreeuwende longen, in een maximaal hart, in met melk doordrenkte benen? De man die als eerste over de streep komt, is niet degene die het snelst gaat, maar degene die het minst vertraagt. Een wiel ernaast, een schouder in je perifere zicht en daarachter een felgekleurde helm.
Helaas pakken ze je op.
Het trieste en heroïsche verhaal van menig ontsnappingsrijder. Weinigen kunnen de aanblik vergeten van Jack Bauer, uitgeput en onderuitgezakt op de grond bij de barrières tijdens de Tour de France van 2014, met zijn hoofd in zijn handen en huilend, nadat hij binnen 25 meter van de finish door het peloton werd gegrepen, nadat hij alle dag in een ontsnapping van twee man.
”Het ‘echte’ racen begint bij de Flamme Rouge.”
Die rauwe emotie belichaamde de uitdaging waarmee renners te maken krijgen die proberen te ontsnappen over lange afstanden. Sommigen houden het misschien tot twintig kilometer vol, anderen houden het misschien vol tot aan de Flamme Rouge, maar de meerderheid zal voor het einde worden ingehaald – de overlevingskansen zijn zelden in het voordeel van de kopgroep. Het is bijna de standaardpraktijk geworden dat een pauze wordt losgelaten, maar dat het peloton deze geleidelijk weer binnenhaalt naarmate de kilometers wegtikken. Het 'echte' racen begint bij de Flamme Rouge.
Dit artikel is geschreven door Jason Smith.